Dienstbetoon Pontveren Noordzeekanaal
In de overeenkomst Dienstbetoon pontveren Noordzeekanaal staan afspraken met de gemeenten Velsen, Haarlemmerliede en Zaanstad over het voorzieningenniveau van het veervervoer zoals dat door Amsterdam wordt aangeboden. Eind 2007 zijn de 3 Noordzeekanaalveren overgedragen van Rijkswaterstaat aan de gemeente Amsterdam. Als onverhoopt blijkt dat de afkoopsom die Amsterdam voor de dienstbetoon pontveren heeft gekregen niet voldoende is, bestaat het risico dat de hoofdstad aan Velsen verzoekt om bij te dragen in de exploitatie. Velsen kan daarbij een voorbehoud maken dat terugvalt op de overeenkomst uit 1.856, waarin het Rijk zich verplicht de veerverbinding in stand te houden.
Deze afspraken betreffen de reguliere pont. De spitspont valt buiten deze afspraken. Zolang de sluizen voor fietsers nog niet/beperkt toegankelijk zijn neemt RWS de kosten van de 2e pont voor haar rekening.
Voor de inzet van de 2e pont is in 2022 en 2023 subsidie toegekend vanuit de regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord en een garantstelling vanuit gereserveerde gelden van het mobiliteitsfonds. Wij zijn in gesprek met gemeente Amsterdam, Provincie en Rijk om de 2e pont in de vaart te houden en om definitieve financiering rond te krijgen.
Gezien het belang voor de regio mag verwacht worden dat ook Velsen/de IJmond bijdraagt aan de definitieve financiering. Dit zal naar verwachting vanaf 2024 gaan spelen. De bijdrage kan via een afdracht aan het mobiliteitsfonds worden vorm gegeven.
Wintergladheidsbestrijding
In de huidige Dienstverleningsovereenkomst met HVC wordt de dienstverlening afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten door HVC. Dat betekent dat de gladheidsbestrijding een onderdeel vaste kosten kent (apparaatskosten) en variabele kosten (per uitruk). In de begroting zijn de kosten opgenomen van een gemiddelde winter, gebaseerd op het gemiddeld aantal uitrukken (20 stuks) van de afgelopen 8 jaren. In de praktijk zal een winter nooit gemiddeld zijn en kunnen de variabele kosten afwijken.
Projectrisico
Bij complexe, grotere projecten is de kans aanwezig op overschrijding van het beschikbare budget, veroorzaakt door onvoorziene elementen zoals aanbestedingen, niet halen van een planning, et cetera. De organisatie probeert dit zo goed mogelijk op te vangen door onder meer het instellen van een projectorganisatie, betrouwbare haalbaarheidsonderzoeken, een kwalitatieve input van adviseurs en een strakke directievoering tijdens de realisatie.
Omgevingswet
De Omgevingswet gaat waarschijnlijk in op 1 januari 2023. Door de onduidelijkheden die er zijn rondom het Digitaal Stelsel Omgevingswet, zou het kunnen dat de invoering van de wet opnieuw wordt uitgesteld. Dat uitstel heeft financiële voordelen maar brengt ook financiële risico’s met zich mee. Denk aan een extra aanpassing van de legesverordening en een langere doorlooptijd van het programma.
De Omgevingswet leidt tot een andere aanpak in met name het Fysiek domein. Maar veel van de taken die de gemeente straks heeft, hebben we nu ook. We moeten vooral anders gaan werken en de kaders op orde brengen. Nu werken we bijvoorbeeld met een structuurvisie, straks met een Omgevingsvisie. Nu werken we met bestemmingsplannen, straks met 1 Omgevingsplan voor de hele gemeente.
Er komen voor de gemeente maar een paar nieuwe taken bij door de Omgevingswet. De belangrijkste daarvan zijn nieuwe taken op het gebied van bodem, die nu nog door de provincie worden uitgevoerd (zie decentralisatie bodemtaken).
We hebben ons de afgelopen jaren zo goed mogelijk voorbereid op de Omgevingswet. Toch zal het nog een aantal jaar duren voordat inwoners en ondernemers echt alle voordelen gaan ervan gaan ervaren. Met name over de kwaliteit en de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket is landelijk nog veel discussie. We verwachten dat we onze inwoners in ieder geval het 1e half jaar na de invoering veel meer zullen moeten helpen bij het aanvragen van eenvoudige vergunningen dan nu het geval is.
De structurele financiële impact van de Omgevingswet is afhankelijk van de beleidskeuzen die we nu en in de toekomst maken op het gebied van de fysieke leefomgeving. Maar daarover kunnen we nu nog geen uitspraken te doen. Het kan zelfs zijn dat de uitvoering van de wettelijke taken voor de gemeente uiteindelijk duurder wordt door de Omgevingswet. We volgen daarom de ontwikkelingen op de voet en brengen de structurele gevolgen stapje voor stapje in beeld.
Decentralisatie bodemtaken (risico vervalt)
De bodemtaken worden overgedragen van provincie naar gemeenten.
De uitvoerende taken (vergunningverlening, toezicht en handhaving) zijn (verplicht) ondergebracht bij de omgevingsdiensten (OD's). Deze VTH-taken zijn nu ook al belegd bij de OD’s. De verandering is dat de gemeente voortaan opdrachtgever is voor deze taken.
Inmiddels is er bekend dat we geen compensatie krijgen van het Rijk. In de begroting houden we rekening met de kosten.
Garanties/Borgstellingen/Achtervang borgstellingen
Woningcorporaties
Indien een woningcorporatie niet zelfstandig aan haar rente- en aflossingsverplichtingen van leningen kan voldoen, worden de tekorten in eerste instantie gedragen door de buffers van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de overige corporaties. Mochten deze reserves niet toereikend zijn dan staan alle gemeenten en het Rijk garant voor deze tekorten door renteloze leningen te verstrekken aan het Waarborgfonds. Het Rijk staat garant voor 50% en de gemeenten ook. De gemeenten waar de corporaties zijn gevestigd die schade lijden, worden voor 25% van dit deel aangesproken, de overige gemeenten voor het restant (25%).
De gemeente staat voor niet meer garant dan het WSW aan leningen toestaat aan de woningcorporaties. Jaarlijks stelt het WSW per woningcorporatie het borgingsplafond vast. Voor 2023 is het voor de corporaties in Velsen bepaald op € 317 miljoen. Omdat het onduidelijk is in welke mate de woningbouwcorporaties in Velsen en in de rest van Nederland gebruik zullen maken van het borgingsplafond wordt voor de berekening van het risico uitgegaan van 50% van de boekwaarde van de lopende leningen van de woningbouwcorporaties in Velsen; € 117,4 miljoen ultimo 31 december 2021.
Met ingang van 1 augustus 2021 komt er een nieuwe verdeelsleutel waardoor het risico voor de gemeente kleiner wordt. Voor reeds bestaande geborgde geldleningen blijft de bestaande individuele gemeentelijke achtervang van kracht. Zodra een geborgde geldlening onder het oude systeem afloopt wordt deze, wanneer er nog steeds een (her)financieringsbehoefte bij de deelnemer bestaat, onder de nieuwe gemeentelijke achtervangovereenkomst afgesloten. Zo wordt gestaag de transitie naar een volledig nieuw (verdeel)systeem doorlopen.
In de Begroting 2022 is voorgesteld het risico van het niet voldoen van de verplichtingen vanaf 2023 langzaam af te bouwen. Voorgesteld wordt om het risico te verlagen van 1% naar 0,9%.
Wonen
In het kader van langer zelfstandig wonen staat de gemeente garant voor een lening van € 342.000 van een serviceflat. Deze telt voor 10% mee in het risico.
Waarborgfonds Eigen Woningen
De gemeente fungeert als achtervanger voor de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan het waarborgfonds als deze in liquiditeitsproblemen komt door een te laag fondsvermogen. Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop.
De achtervang functie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten. Hierdoor neemt risico jaarlijks verder af. De gemeente staat garant voor € 3 miljoen (ultimo 31 december 2020) De Stichting WEW heeft aangegeven te verwachten dat er tot en met 2025 geen aanspraken op de achtervang functie zullen worden gedaan. Om die reden wordt het risico op € 0 gezet.
PFAS
Door onderzoek in de afgelopen jaren blijkt dat de chemische stoffen die PFAS worden genoemd en in veel producten worden gebruikt, op allerlei plekken in het milieu voorkomen.
Ook blijken sommige PFAS-stoffen schadelijker voor de gezondheid dan we altijd dachten. Nederland heeft daarom samen met Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden bij het Europese Chemicaliën Agentschap een voorstel ingediend voor een verbod op PFAS.
Door het RIVM zijn nieuwe risicogrenzen voor PFAS in grond en grondwater berekend.
Verder geldt het handelingskader waarin de toepassingsnormen zijn opgenomen. Decentraal zijn achtergrondwaarde bepaald. De toepassingsnormen zijn hieraan aan gekoppeld. Als een partij grond de toepassingsnormen overschrijdt dan moet de grond worden afgevoerd naar een erkende verwerker.
De strengere toepassingsnormen zijn van invloed op de gestarte en voorgenomen ontwikkeling van bouwlocaties. Het is nog onzeker welke invloed dit heeft op het realiseren van woningbouwopgaven, grondexploitaties en de inkomsten voor omgevingsvergunningen. Bij het risico van grondexploitaties is een inschatting gemaakt van de kosten die dit met zich meebrengt.
Uitbreiding areaal wegen
Er is geen beheerder/onderhoudsplichtige van wegen langs Zijkanaal B (Linie, Liniepad en een gedeelte van de Stelling). De gronden bij Zijkanaal B zijn bij verschillende partijen in eigendom, ook deels via verpachting. Ook liggen sommige weggedeelten op particuliere grond. Nu de wegen slechter worden, moet er onderhoud gepleegd worden. Daarom hebben Rijkswaterstaat, Provincie Noord- Holland, recreatieschap Spaarnwoude en gemeente Velsen afgesproken om te zorgen dat er een aangewezen beheer- en onderhoudsplichtige komt. Voorafgaand daaraan voert een externe partij een onderzoek uit naar de huidige situatie en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen. Het onderzoek naar de huidige situatie is in 2020 uitgevoerd. Op basis hiervan wordt gekeken wat de kosten zijn voor onderhoud en wie beheer- en onderhoudsplichtige wordt. Het zou kunnen dat Velsen dat wordt.